STUKJE GESCHIEDENIS

 Het gebouw van de Protestantse Kerk Mechelen Noord
de kapel van het voormalige ST.-Julianagasthuis of passantengasthuis


Het kerkgebouw van de Verenigde Protestantse Kerk Mechelen Noord behoort tot de oudste drie van de stad. Het is het enige overblijfsel van het St.-Julianusgasthuis, een gebouwencomplex dat tegen het einde van de 13de eeuw werd opgericht.

 

De bouw ervan kadert in het maatschappelijk-religieus gegeven van de laat-middeleeuwse bedevaarten of pelgrimages. Op doortocht naar pelgrimsoorden als Sint-Jacob-in-Compostella en Rome kwamen vele pelgrims door Mechelen. Evenals in andere 'etappeplaatsen' dienden ook in onze stad voorzieningen te worden getroffen om deze mensen - die veelal te voet en vaak maanden onderweg waren - verzorging, voedsel en een slaapplaats aan te bieden Daartoe werd in Mechelen een zogenaamd 'gasthuis' opgericht. Dat gebeurde in 'de rechte straat', - de Middeleeuwse benaming voor de huidige Keizerstraat. In een geschrift uit de 14de eeuw wordt gesproken over:

'een gasthuis in de rechte straat, alwaar men langs te Romen gaat'

Vandaar de dubbele naam van het gebouw : St-Julianus- of Passantengasthuis.

Het spreekt voor zich dat het St.-Julianusgasthuis een relatief groot complex was. Het bestond uit een kapel langs de straatkant en achterliggende gebouwen. Die achterliggende gebouwen omvatten nachtverblijven, een eetzaal, een ruimte met sanitaire voorzieningen en nog enkele bijgebouwen. Alles rond de binnenplaats. Bekend is dat in de veertiende eeuw het gasthuis regelmatig meer dan honderd pelgrims herbergde. Eeuwenlang zou het gasthuis talloze vermoeide pelgrims onthalen op voedsel, op verzorging en rust.

Bij zo'n complex hoorde in die tijd uiteraard ook een kapel. Naast de plaats voor de liturgische momenten (missen, vespers,..) was die kapel was vooral ook een plaats waar de pelgrims rust konden vinden en een moment van bezinning. Boven op de kapel stond een klokkentorentje om de maaltijden en de missen aan te kondigen.

In 1342 werden grote delen van Mechelen geteisterd door een zware brand. Ook het St.-Julianusgasthuis ontkwam niet aan de vlammenzee. Het werd echter spoedig herbouwd.

In de daaropvolgende eeuw bleek het gasthuis meermaals over slechts beperkte middelen te beschikken. Om die reden kreeg het in 1459 van hertog Filips van Bourgondië toestemming om in de ruimere omtrek te collecteren, d.w.z. aalmoezen te vragen. In de daartoe opgestelde oorkonde wordt gesproken over:

'een notabel gasthuis met eene schoene capelle
daer inne men dagelix veele schoene missen pleeg te doene'

In de Reformatietijd werd het gasthuis geplunderd. Het klokkentorentje werd in 1578 'tydens de calviensche troebelen' ontvreemd en later vervangen door het klokje van de nabijgelegen Nekkerspoelpoort.

Een eeuw later ten tijde van de Contrareformatie blijkt de plaatselijke rederijkerskamer 'Het Heilig Cruys' zich betrokken te weten bij het passantengasthuis. Tussen 1698 en 1703 voert deze als gilde ingerichte letterkundige vereniging een twaalftal toneelspelen op ten bate van het onderhoud en de verzorging van de pelgrims in het gasthuis.
Wanneer in 18de eeuw de pelgrimage afneemt, verliest het passantengasthuis haar oorspronkelijke functie en krijgt het gaandeweg andere - zeer uiteenlopende – bestemmingen.  Zo wordt in 1785 een deel van het gebouw ingericht als verblijfplaats voor zes behoeftige vrouwen, die in ruil voor dit onderdak gratis dertig arme Mechelse kinderen moesten leren lezen, naaien, breien en spinnen.

Nadat de Franse revolutionaire troepen ook Mechelen hadden veroverd wordt het St.-Julianusgasthuis, zoals vele kerkelijke instellingen, officiëel opgeheven en omgedoopt tot 'Hospice de la Fraternité'. Een deel ervan wordt in 1795 ingericht als militair ziekenhuis van het Eerste Ruiterregiment.

Tijdens het Napoleontische bewind wordt in 1804 beslist dat het hele complex tot school moest worden omgevormd. De kapel zou toen dienst hebben gedaan als magazijn, feest- en toneelzaal.

Gedurende de Franse tijd werden alle godshuizen onder bestuur gebracht van de 'Commissie der burgerlijke gasthuizen' - de verre voorloper van het huidige O.C.M.W. Het St.-Julianusgasthuis verloor toen geheel zijn eigenlijke bestemming en geraakte in verval.

Onder het Nederlands bestuur werd in 1820 het gebouwencomplex opnieuw als kazerne gebruikt; gedeeltelijk als garnizoensinfirmerie, gedeeltelijk als opslagplaats.

Na de Belgische onafhankelijkheid zal het achterliggende gebouwencomplex rond de binnenkoer uiteindelijk overgaan in handen van het Ministerie van justitie en deel gaan uitmaken van het Mechelse gerechtshof. Het gasthuis (of wat daarvan nog overbleef) werd in 1979 volledig afgebroken en verdween in het nieuwe gebouwencomplex van het gerechtsgebouw.

De kapel blijft na 1830 een tiental jaren leeg staan en dreigt te vervallen. Rond 1840 verblijven er echter in Mechelen vele invloedrijke Engelsen die zich hier gevestigd hebben als industrieel, als oud-militair-op-rust of als lid van het kaderpersoneel bij de uitbouw van het Belgische spoorwegennet (o.m. ook voor de aanleg van de eerste spoorlijn op het continent, nl. van Mechelen naar Brussel) Wanneer zij aan het Stadsbestuur een gebouw vragen om er hun erediensten te vieren, krijgen zij hiervoor de kapel toegewezen. Ook al waren het klaarblijkelijk Anglicanen, zij noemden zich t.o.v. het stadsbestuur steeds ‘protestant’ en werden ook steeds van overheidswege als zodanig bestempeld. Je zou kunnen zeggen dat het gebouw van dan af 'in protestantse handen' is. Vanaf 1844 delen de Engelse protestanten het gebouw met een Vlaamse Protestantse kerkgemeenschap die de naam droeg van 'Vlaamsch Evangelische Gemeente'.en in datzelfde jaar 1844 wordt opgericht. Beide kerkgemeenschappen gaan uiteindelijk in elkaar op. Wanneer de Engels-Anglicaanse kerkgemeenschap in 1879 volledig verdwenen is, blijft de kapel dan ook in gebruik van de protestantse 'Vlaamsch Evangelische Gemeente', waarvan de huidige protestantse kerkgemeenschap Mechelen Noord (behorend tot de Verenigde Protestantse Kerk in België) de erfgenaam is. Vanaf1979 werd de kapel volledig en op een uitstekende manier gerestaureerd.

De straatgevel is in zandsteen opgetrokken en heeft twee spitsboogramen in glas in lood. Het gebouw is afgedekt met een zadeldak waarin langs de kant van de keizerstraat een dakkapel is uitgewerkt. Het klokkentorentje is in de loop van de 19de eeuw verdwenen.
Aan de achterkant is het helemaal ingesloten door de in 1980 opgetrokken gebouwen van het gerechtshof.

Eenmaal in de kapel kom je onder de indruk van haar sereniteit, die nog extra wordt aangezet door de typisch protestantse sobere inrichting. Het enige sieraad is een op maat gebouwd pijporgel, dat dient om de zingende protestantse gemeente te begeleiden en bezinnende momenten muzikaal te accentueren. Daarbij heeft de kapel een prachtige akoestiek. Er worden dan ook regelmatig concerten gehouden.

Ook de zolder - nu in gebruik voor de zondagse vieringen van de kinderen van de protestantse kerkgemeenschap - is door het deels originele dakgebinte zeker een bezoek waard.


Het Protestantisme, historiek en grondgedachte.

Het protestantisme heeft zijn wortels in de 16de eeuw. Toen kwam er binnen de Rooms-katholieke kerk een hervormingsbeweging op gang. Haar doel was de éne kerk te hervormen, niét het stichten van een andere kerk. Vandaar dat de uiteindelijke breuk nog steeds met de term 'kerkhervorming' of 'reformatie' wordt aangeduid.

De kerkhervormers, onder de indruk van de inderdaad soms grove wantoestanden in de kerk, meenden dat de oorzaak daarvoor gezocht moest worden in het feit dat de kerk door al haar instellingen de échte boodschap van de bijbel verduisterd had. De kerk was ziek, vervormd. Herstel kon slechts liggen in herbronning. Pas toen voor de daartoe noodzakelijke hervorming op de lange duur geen ruimte bleek, zijn de 'protestanten' er niet alleen uitgestapt, even zo vaak werden ze er uitgezét en verketterd.

Het protestantisme was geen marginaal verschijnsel.

In onze streken kan de opkomst van het protestantisme niet los worden gezien van het feit dat 'de nieuwe godsdienst' als het ware door de politiek werd opgenomen. De hervorming vindt plaats in de tijd waarin de Nederlanden streven naar politieke vrijheid en onafhankelijkheid, de opstand tegen de Spaanse heerser, die in zijn rijk slechts één godsdienst duldt, de Rooms-katholieke.

Ooit (1580-1585) was Mechelen een protestantse stad, met een protestants stadsbestuur. De Rooms-katholieke kerken werden omgedoopt tot protestantse kerken, zo ook de grote St.Romboutskatedraal, waar Willem van Oranje eens een zondagse eredienst meevierde.

Ingevolge de krijgskansen werd wat nu Vlaanderen is, door Spanje heroverd en bijgevolg opnieuw Rooms-katholiek. Wie toch 'anders-denkend' wilde blijven, moest emigreren.

Het essentiële kenmerk van protestanten is gelegen in het gezag dat aan de bijbel wordt toegekend. De vooronderstelling die in de hele christelijke kerk geldt, is dat God op de één of andere manier mensen door die bijbel aanspreekt. Protestanten zijn daar radikaal in en vinden het daarom onjuist om aan andere zaken als kerkstructuur of gezagsverhouding absolute waarde toe te kennen. Je zou het protestantisme 'een reducerend geloof' kunnen noemen. Dat verklaart bijvoorbeeld ook de beeldenstormen uit de 16de eeuw, het vernielen van alles wat - volgens protestanten - de kern van het bijbels geloof verduistert en in de schaduw zet.
Om dezelfde reden kennen protestanten geen kerkelijk-hiërarchisch leergezag. Het is in onze ogen niet zo dat de kerk een waarheid bezit, die zich in de loop der eeuwen verder ontvouwt, en dat daarom elke latere konklusie zich niet mag begeven buiten de grenzen van de vorige. Volgens protestanten moet elke gelovige, elke kerkgemeenschap vanuit de eigen situatie en tijd leren verstaan hoe God door de bijbel tot mensen spreekt. Dat is de waarheid om mee te leven.

Ieder leest de bijbel in eigen verantwoordelijkheid. Vandaar dat protestanten en protestantse kerken ook onderling erg van elkaar kunnen verschillen. Protestanten moeten per definitie tolerant zijn, elkaar in verschillen als geloofsgenoten blijven zien.

Die grondgedachte 'de bijbel alleen' zie je ook letterlijk terug: wie een protestantse kerk binnenkomt, zal het opvallen dat die kerk heel sober is ingericht. Behalve stoelen of banken, staat er een doopvont, er hangt een kruis aan de wand, op de tafel ligt een opengeslagen bijbel. Veelal blijkt uit de opstelling blijkt duidelijk dat de kansel (preekgestoelte) centraal staat. Want op die kansel het gaat om het Woord. In de protestantse eredienst en geloofsbeleving draait alles om het Woord, het omgaan met de bijbel. Hoe sta ik nu met de bijbel in dit leven, in deze samenleving? Dat is de vraag. Dààr moet het in de kerk dan ook overgaan.


Protestanten te Mechelen.

Van de Reformatietijd tot de oprichting van onze kerkgemeenschap.

Door de contrareformatie werd het protestantisme eind 16de eeuw uit deze streken verdreven. De officiële lezing is dat er zich van dan af tot aan het begin van de vorige eeuw geen protestanten in Mechelen bevonden. Of dat inderdaad ook zo was, is strerk te betwijfelen.° Van 1817 tot 1830 - nog in de tijd van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden - was er in Mechelen een 'garnizoensgemeente', een legerkerk voor (Noord-) Nederlandse protestantse militairen.
De wekelijkse gevierde erediensten van de garnizoensgemeente werden geleid door de legerpredikant van Antwerpen, en stonden ook open voor burgers uit onze stad.
Met de komst van de Belgische Onafhankelijkheid in 1830 verdwijnt uiteraard het garnizoen en de predikant.
De burgers, Mechelse protestanten, blijven achter en houden contact met elkaar.Beide hiervoor genoemde factoren tonen dat - anders dan wellicht vaak gedacht - het Vlaams protestantisme nooit vooral een zaak van buitenlandse inbreng is geweest. Wel hebben Vlaamse protestanten door hun minoriteit vaak een tijdje van een buitenlandse paraplu gebruik moeten maken.

Hoe dan ook, in de eerste helft van de vorige eeuw komt er een opleving in de tot dan toe verborgen en weliswaar geringe protestantse aanwezigheid in de stad.

Twee factoren hebben toen geleid tot de oprichting van deze protestantse kerkgemeenschap te Mechelen, die dateert van eind december 1844:

 

° Rond 1830 verbleven er in veel Belgische steden heel wat Engelsen. In 1835-1836 krijgt die Engelse aanwezigheid in Mechelen een enorme impuls door de aanleg van de eerste spoorlijn op het vasteland: Mechelen-Brussel.
De spoorlijn was een Engelse uitvinding. Het zwaartepunt van de spoorwegactiviteiten was Mechelen. Ingenieurs, kaderpersoneel maar ook vele spoorwegarbeiders werden uit Engeland gehaald en verbleven in onze stad.

Ze brengen echter niet slechts hun vakkennis maar ook hun godsdienst mee, en vragen aan het stadsbestuur een kerkgebouw voor hun eredienst. Daarvoor wordt hen deze kapel toegewezen.
Wanneer hier in 1840 de oprichting van een Engelse kerkgemeenschap een feit is, durven de Vlaamse protestanten weer voor de dag te komen. Met toestemming van de Engelsen en volgend op de Engelse kerkdienst, vieren ze elke zondag eigen kerkdiensten.

 

Een viertal jaren na de oprichting van de 'Engelsche Evangelische Gemeente', die eind vorige eeuw zal worden opgeheven, wordt er een protestantse kerk opgericht. Dat gebeurt onder de naam 'de Vlaamsche Evangelische Gemeente'.


Stille getuigen

Uit zowel het kerkregister van de Engelsche Evangelische Gemeente als uit die van onze kerkgemeenschap, de Vlaamsche Evangelische Gemeente, laat zich afleiden dat de onderlinge verstandhouding destijds bijzonder goed was. Daarvan hebben we ook tegenwoordig in onze kerk nog enkele stille getuigen:

° Zo bezitten wij de Engelse kanselbijbel, de grote Holy Bible.

° Verder is onze doopvont - waarvan we bij elke viering van het sacrament van de Heilige Doop nog steeds gebruik maken - de doopvont van de voormalige Engelse kerkgemeenschap.
In het bekken van de doopvont ligt de 'de doopschaal'.

Frappant is dat de doopvont en de doopschaal niet alleen in leeftijd maar ook in oorsprong verschillen.
De doopschaal was van de Vlaamsche Evangelische Gemeente en is door enkele leden aan de gemeente geschonken in 1846.  De doopvont dateert van 1851, en is gemaakt op maat van de reeds aanwezige de doopschaal.
Dat is niet de gebruikelijke weg. Doorgaans zal een doopschaal op maat van de doopvont worden gemaakt. Dat het hier omgekeerd gebeurd is, wijst op de goede verstandhouding. De Engelse en de Vlaamse protestanten vierden elke zondag ieder een eigen eredienst. Toch was het alsof men samen één kerk inrichtte.

° Tenslotte stamt ook de Avondmaalskelk naar alle waarschijnlijkheid uit deze tijd en werd ze in opdracht van de Engelse kerkgemeenschap gemaakt. Ook deze kelk doet tot op deze dag dienst bij onze vieringen van het sacrament van het Heilig Avondmaal, de protestantse vorm van de Rooms-katholieke eucharistie.


Recente geschiedenis en een boek

Onze gemeente behoort tot het Landelijk Kerkverband dat als naam draagt "Verenigde Protestantse Kerk in België , afgekort VPKB.
Dat kerkverband is in feite een voortdurende fusie van diverse protestantse richtingen die zich hebben gegroepeerd.

Als oudste stichting van de pas erkende protestanste kerk in België – ze werd opgericht in 1844 en is als zodanig ook de eerste nieuwe gemeente sinds de reformatie tijd – kende onze gemeente een soms moeilijk bestaan. Er waren naast bloeiperioden ook tijden van terugval en zelfs van afscheiding (waaruit later de Gemeente Mechelen-Zuid zou ontstaan).

Onze gemeente werd door de overheid pas in 1964 officiëel erkend .
Voor meer gegevens over de recente geschiedenis verwijzen wij graag naar het boek dat over geschiedenis van onze gemeente werd geschreven.

Onze kerkgemeenschap bestaat sinds 1844.  Bij de jubileumviering ‘150 jaar Protestantse Kerk in Mechelen’ verscheen een lijvig en makkelijk leesbaar boek over de geschiedenis van onze gemeente. Met het oog op toekomstige nieuwkomers is toen gekozen voor een ruime oplage. Het boek In een straat genaamd de Rechte, - geschiedenis van de protestantse kerk Mechelen Noord’ (317 bladzijden) is voor een klein prijsje te koop.

 


Aardige weetjes
De Belgische Afdeling van het Leger des Heils werd in 1889 opgericht in Mechelen, op initiatief van ds. C.L. Quéré, destijds predikant van onze kerk.

Hélène Swarth (1859-1941) dichteres van Gezang 444 uit het Liedboek voor de Kerken, was belijdend lidmaat van onze gemeente.

Tot ver in deze eeuw vermeldde de toentertijd witgekalkte zandstenen gevel van onze kerk, in zwarte letters de tekst ‘English Church’. In 1840 werd in Mechelen een Anglicaanse Kerk opgericht, die onderdak kreeg in de Keizerstraat en fungeerde als baanbreker voor ‘de Vlaamsch-Evangelische Gemeente’, de naam waaronder onze gemeente in 1844 het levenslicht zag. Onze kerk heeft veel te danken aan de sinds 1870 uit Mechelen verdwenen Anglicaanse kerkgemeenschap.

Ons in zandsteen opgetrokken kerkgebouw behoort samen met het Oud Schepenhuis en de Brusselse Poort tot de drie oudste gebouwen van Mechelen.

Sinds 1994 heeft ons kerkje een eenvoudig maar kwalitatief hoogwaardig orgel, waarop met regelmaat concerten worden gegeven en dat een vaste stek heeft verworven in elke serieuze Mechelse orgelwandeling.

Onze predikant is aalmoezenier in de regionale ziekenhuizen.


Het orgel

Temidden van de soberheid waardoor het protestantisme door gekenmerkt wordt, heeft ons kerkgebouw toch een sieraad. Dat is het orgel, een pijporgel.

De wens om een pijporgel te hebben, is gedurende de geschiedenis van onze gemeente door vrijwel elke generatie geuit. Het bleef bij een verzuchting, totdat we in het jubileumjaar 1994 onze droom en die van voorgaande geslachten konden verwezenlijken.
Uitgangspunt voor de bouw, werd een pijporgel dat regelmatig in het ´Festival van Vlaanderen´ haar diensten bewijst.

Het kleine maar kwalitatief zeer hoogstaande pijporgel werd geheel op maat voor de kapel en de funktie die het daarin moet vervullen. Het werd naar historische voorbeelden gebouwd door orgelbouwer H. Wouters uit het nabijgelegen Kontich. Het orgel valt op door zijn verfijnde klankkwaliteit en toucher.

Een degelijk orgel is van groot belang voor een protestantse kerkgemeenschap. Er wordt veel en door iedereen gezongen. Die gemeentezang wordt begeleidt door een orgel. Het instrument moet veelzijdig zijn, in staat om de soms krachtige samenzang te dragen en geschikt om ingetogen en meditatieve momenten stemmig in te kleuren met soms breekbare klanken.

Hiervoor bleek een zogenaamd ´4-voets´-orgel het meest aangewezen.  Omwille van de, reeds eerder aangehaalde, uitmuntende akoustiek van de kerkruimte, diende de helft van het onderste octaaf (de laagste tonen) van het hoofdregister (Prestant ´4) in houten pijpen te worden uitgevoerd.

Met regelmaat worden er thematische orgelconcerten te houden.